De Omgevingswet, waar
de nieuwe Omgevingsvisie en de Omgevingsverordening voor Overijssel een
uitvloeisel van zijn, vervangt onder meer de Boswet. VVD-fractielid Gert
Brommer maakt zich zorgen over de gevolgen voor de landgoedeigenaren en de
toekomst van de Overijsselse landgoederen.
Landgoederen
verwerven al eeuwen inkomsten uit de verkoop van hout, zegt Brommer: ‘De Boswet
heeft er de afgelopen vijftig jaar voor gezorgd dat die praktijk in stand kon
blijven. Het betekende dat in Overijssel belangrijke landschappelijke en
cultuurhistorische waarden in stand zijn gebleven. We zijn de tuin van
Nederland, mede dankzij de landgoedeigenaren. Die moeten daarom vooral door
kunnen gaan met waar ze mee bezig zijn.’
Brommer vindt het
daarom vreemd dat in de nieuwe Omgevingsverordening wordt gesteld dat de Boswet
onvoldoende bescherming van houtopstanden biedt: ‘Net zoals het merkwaardig is
dat bosgebieden buiten het Natuurnetwerk Nederland, de voormalige Ecologische
Hoofdstructuur ineens dezelfde bescherming krijgen als daarbinnen. Terwijl een
belangrijke functie van bos op een landgoed, de productie van hout, niet eens
wordt genoemd. Het lijkt erop, dat ondanks eerdere beloften er toch weer
allerlei knellende regels op de bosbeheerders worden losgelaten.’
Niet verstandig,
vindt Brommer: ‘De landgoedeigenaren weten zelf heel goed hoe ze hun bos moeten
onderhouden. Dat hebben ze al vele jaren laten zien. Als deze verordening wordt
aangenomen gaat een ambtenbaar bepalen wat er moet gebeuren, bijvoorbeeld welke
soort boom moet worden herplant. Dat is vragen om ongelukken.’
Brommer stelt dan ook
voor om zoals eerder is afgesproken geen extra regels in te voeren: ‘Beleidsarm
zou het sleutelwoord zijn, laten we ons daar dan ook aan houden. In het belang
van een duurzaam groen Overijssel.’
De fractie van de VVD heeft gedeputeerde Maij de volgende
vragen gesteld:
Bent u van mening dat:
1. De
landgoedaanpak, het eeuwenoude model waarbij de landgoederen o.a. inkomsten
kunnen verwerven cruciaal is voor het duurzame voortbestaan van de
landgoederen?
2. Dat de
verkoop van hout uit de bossen onderdeel uitmaakt van de verdiensten van een
landgoed, waardoor het landgoed kan blijven bestaan?
3. De groei
van de bosoppervlakte in de provincie Overijssel en Natuurlijke,
landschappelijke en cultuurhistorische op de landgoederen in stand zijn
gebleven mede door 50 jaar lang functionerende boswet?
4. Het
daarom vreemd is dat in de toelichting bij Artikelen 2.7 en 2.8 onder het kopje
‘Relatie Boswet’ staat: ‘Boswet geeft gelet op provinciale belangen onvoldoende
bescherming van houtopstanden’
5. Het
vreemd te noemen is dat bosgebieden buiten het Natuur Netwerk Nederland (ehs)
in de omgevingsverordening dezelfde bescherming genieten als die binnen?
6. Het
vreemd is dat in diezelfde toelichting een belangrijke doelstelling van bos op
een landgoed, namelijk houtproductie niet genoemd wordt? Te meer omdat met deze
inkomsten het landgoedonderhoud betaald wordt en bijvoorbeeld herplant betaald?
7. Tijdens
de groene tafels aangegeven is dat de Boswet, beleidsarm zou worden
geïntegreerd in de omgevingsvisie?
8. Dat het
daarom vreemd, en niet beleidsarm is dat geen omschreven in “de toelichting bij
Artikel 7.3.4 Eisen aan herbeplantingen op dezelfde grond”? De Provincie
Overijssel op de stoel van de landgoedeigenaar gaat zitten bij de keuze welke
soort boom hij gaat herplanten?
9. Dat juist
landgoedeigenaar en zijn voorgangers in het verleden keuzes hebben kunnen maken
hoe het landgoed in stand te houden?
10. Het daarom
beter is hier de Boswet beleidsarm over te nemen en niet deze verzwaring door
te voeren?
11. Dat het
verlengen van de termijnen voor behandeling kapmelding genoemd in Artikel
7.3.2, worden verlengd t.a.v. de boswet een aanzienlijke verslechtering is?
12. Dat het
onwenselijk is dat deze termijnen ook nog eens door GS worden verlengd?
13. Dat dit zo
verre van beleidsarm overnemen van de 4 weken uit de Boswet betekend.
14. Dat het goed is, in het belang van de instandhouding van de landgoederen en daarmee de groene omgeving van onze Provincie deze en eerdergenoemde beleid verzwaringen te herzien?